Van 15 november tot en met 17 november 2018 vond het tweede stripcongres plaats georganiseerd door Amsterdam Comics, opgericht in 2016. Deze club wordt feitelijk gevormd door Rik Spanjers en Erin La Cour, respectievelijk werkzaam aan de UvA en de VU als docenten Nederlands en Engels. Twee jaar geleden waren beiden nog werkzaam aan de UvA en organiseerden toen voor het eerst een stripcongres. Op dit tweede congres waren ongeveer zeventig wetenschappers uit de hele (westerse) wereld afgekomen. Zij doen allemaal vanuit hun eigen discipline onderzoek naar strips of met strips en presenteerden dat onderzoek in lezingen van 20 minuten. Ruim veertig lezingen werden aangeboden in parallelle sessies, met zeer diverse onderwerpen. Opvallend vaak zijn de sprekers in hun dagelijks werk anglist. Dat zal er mee te maken hebben dat het aanbod in het Engels als het op strips en graphic novels aankomt de andere talen in verre overtreft. Maar er waren ook kunsthistorici, onderzoekers der populaire cultuur en literatuurhistorici onder de sprekers. Opvallend was de combinatie van enkele geleerden die ook zelf stripmaker zijn.
Het onderzoeksmateriaal dat aan vrijwel alle lezingen ten grondslag lag was de graphic novel. Dit stripgenre heeft er wereldwijd voor gezorgd dat het beeldverhaal ‘salonfähig’ is geworden. Twee lezingen sprongen er voor mij persoonlijk uit. De Finse stripmaakster Viivi Rintanen vertelde over haar missie, het maken van strips over psychische stoornissen, om deze meer bekendheid en een gezicht te geven. Haar scenario’s haalt ze binnen via e-mails van mensen met een stoornis, die zich bij haar melden met hun verhaal. Rintanen werkt dat vervolgens samen met de ‘patiënt’ uit tot een beeldverhaal. Het schijnt de betrokkenen ontzettend te helpen en lotgenoten die de website met strips weten te vinden eveneens. Zo krijgen strips een therapeutisch gehalte. Inmiddels hebben ook de eerste psychiaters hun lof uitgesproken over dit initiatief. De andere lezing die er voor mij uitsprong was van VU-taalkundige Monique Lamers. Zij deed oogmetingen bij striplezers om erachter te komen of er patronen te ontdekken zijn bij het lezen van strips. Waar kijken mensen het langst naar, waar focussen striplezers zich op? De filmpjes en foto’s die zij toonde waren uitermate verrassend. Het blijken vooral gezichten en teksten te zijn waar striplezers zich op richten. Maar het betreft tot nu toe nog maar een kleine groep testpersonen en ik heb mijzelf dan ook aangeboden als ‘professioneel’ striplezer voor het onderzoek, om te zien of en zo ja in hoeverre ik afwijk van normale striplezers. Wordt dus vervolgd!
Hoogtepunt van de conferentie was het interview met de Amerikaanse stripmaker Joe Sacco. Sacco maakt al vele jaren journalistieke verslagen in stripvorm. Zo schreef hij baanbrekende werken over de Palestijnse kwestie en de oorlog in voormalig Joegoslavië. Hij werd geïnterviewd door stripmaakster Aimée de Jongh, Rik Spanjers en Kees Ribbens; en Sacco toonde zich een voorbeeldige geïnterviewde. Het vragenuur vloog om en leerde de volle collegezaal veel over de werkwijze en de fascinaties van Joe Sacco.
De derde congresdag had als hoofdthema graphic medicine, dus beeldverhalen in de medische wetenschap. Het zal ongetwijfeld een boeiende dag geweest zijn, maar ik zat na de eerste twee dagen al vol indrukken die verwerkt moesten worden en die me nu al doen uitzien naar het volgende congres over twee jaar.