Dreesmann, een naam die veel voor de stad heeft betekend. En dan heb ik het niet alleen over het welbekende warenhuis, maar over de familie. Zoals Anton Dreesmann, de oprichter, die een belangrijke plaats innam in de Amsterdamse katholieke gemeenschap. Hij was bouwheer van de villa aan het Museumplein, waar later het Kunsthistorisch Instituut van de Universiteit van Amsterdam werd gevestigd. En Cécile Dreesmann, de naaldkunstenares die ik bij mijn onderzoek van de Nederlandse borduurateliers vaak ben tegengekomen. Maar vooral Willem Dreesmann, aan wie wij als Bijzondere Collecties heel wat mooie werken te danken hebben.
Er zijn er velen geweest; rijke kooplieden en bankiers, die hun geld uitgaven aan kunst en cultuur. Als investering, uit liefde voor de kunst, als cadeautje voor de gemeenschap. Willem Dreesmann (Amsterdam 1885 – Amsterdam 1954) was zo iemand. Als oudste zoon van de oprichter van het warenhuis Vroom & Dreesmann en bestuursvoorzitter van de onderneming zat hij er financieel warmpjes bij. Zijn vader was een Duitse emigrant maar Willem Dreesmann voelde zich vooral verbonden met zijn geboortestad. Tijdens zijn leven legde hij een schitterende verzameling kunst en boeken aan over en rond de stad Amsterdam. Daarnaast verzamelde hij klokken, muziekinstrumenten, munten en penningen, porselein, goud- en zilverwerk.

Allegorische voorstelling op de Amsterdamse scheepvaart, rechts het schip De Zeven Provinciën, op de achtergrond het Oost-Indisch Magazijn. Uit: ‘Stroom- en zeegezichten’ van Ludolf Bakhuizen, Amsterdam 1701.
Dreesmann richtte zijn woonhuis in als museum en stelde het in 1950 open voor het publiek. Zijn intentie was deze collectie in zijn geheel aan de stad te schenken, maar voordat hij dit had kunnen regelen overleed hij. De collectie werd uiteindelijk zes jaar na zijn overlijden geveild, met een spectaculaire opbrengst van vier miljoen gulden. Fijn voor de familie, minder fijn voor de stad. Maar geheel verloren voor de stad ging de collectie niet. Het Stadsarchief Amsterdam verwierf het grootste deel van de tekeningen en prenten, het Amsterdam Museum sloeg ook zijn slag en verwierf de vrijwel complete bibliotheek over Amsterdam.
De bibliotheek van de Universiteit van Amsterdam (toen nog een stedelijke instelling) mocht een eerste keuze maken van topstukken uit de bibliotheek, voorafgaand aan de veiling. En daar werd goed gebruik van gemaakt. Drie exemplaren van het boek Parasceve ad sacrosanctam synaxin, van Alardus van Amsterdam uit 1532, beroemd geworden vanwege het hierin opgenomen portret van de auteur door Jacob Cornelisz van Oostsanen, een handgekleurde uitgave van Amstel-gesichies van Jacob van Ruyschdael, de Stroom- en zeegezichten van Ludolf Bakhuizen uit 1701, de Architecture, peinture et sculpture de la maison de ville d’Amsterdam, van Jacob van Campen, Hubertus en Artis Quellinus uit 1719, en vele originele Vondeluitgaven; het zijn maar enkele voorbeelden van de meer dan 60 belangrijke werken die nu deel uitmaken van de Bijzondere Collecties.
Een mooie bijdrage aan het Amsterdamse erfgoed, waar het warenhuis Vroom & Dreesmann nu ook toe behoort.