Elke dag kom ik er langs: de Westertoren. Met genoegen kijk ik naar de bonte keizerskroon die erop staat te pronken. Enkele jaren geleden werd hij knalblauw geschilderd. Natuurlijk leidde dat tot veel discussie en dat was niet de eerste keer.
Het recht van Amsterdam om de kroon in haar wapen te dragen werd op 11 februari 1488 verleend door Maximiliaan I van Oostenrijk (1459-1519). Het was zijn dank voor de verleende steun tijdens de Hoekse en Kabeljauwse twisten en voor zijn genezing van een ernstige ziekte na zijn pelgrimage naar de Heilige Stede in Amsterdam. In dat jaar was Maximiliaan nog maar koning, pas in 1508 werd hij officieel keizer van het Heilige Roomse Rijk en mocht ook Amsterdam de Keizerlijke kroon dragen.
Het wapen onderging in de loop der tijd verschillende gedaanteverwisselingen en in 1898 was het weer zover. De op handen zijnde inhuldiging van koningin Wilhelmina was aanleiding voor een aanpassing van het laatste ontwerp uit 1816. Over zo’n aanpassing moet je niet te licht denken. Elk onderdeel van een stadswapen ligt vast en elke wijziging moet goedgekeurd worden door de Hoge Raad van Adel. Voor het nieuwe ontwerp moest dus iemand gezocht worden met grondige kennis van de geschiedenis van Amsterdam. Dit werd de stadsarchivaris William Robert Veder. Hij paste diverse onderdelen van het stadswapen aan: het schild kreeg aan de onderzijde een halfronde vorm, de leeuwen keerden hun koppen naar het wapen toe en de armen van de Andreaskruisen werden robuuster en niet meer haaks over elkaar geplaatst, maar iets schuins. De grootste discussie leverde de kroon op.
Onderzoek wees uit dat de kroon die het Amsterdamse wapen tot 1898 sierde in geen enkel opzicht leek op die van Maximiliaan. Maximiliaan had de kroon van keizer Frederik III (1415 – 1493) gedragen en een goede afbeelding hiervan kon gevonden worden op diens graf in de Stephansdom te Wenen. Op basis van archiefonderzoek reconstrueerde de Oostenrijkse heraldicus Hugo Gerard Ströhl de bijbehorende kleuren. Hij stuurde een aquarel aan Veder. Deze laatste gaf echter toch de voorkeur aan de kroon van Rudolf II (1552 – 1612), die volgens hem leefde in de periode waarin Amsterdam tot ware bloei was gekomen. Bovendien had de beroemde kroon op de Westertoren deze vorm en wilde hij daar niet graag van afwijken. De kleur van de kroon werd naar aanleiding van het onderzoek van Ströhl wel gewijzigd van blauw naar geel, een besluit dat in 1906 ook werd doorgevoerd in de beschildering van de kroon op de Westertoren.
De keuze voor de kroon van Rudolf II leidde tot grote woede bij de historicus en rector van het Begijnhof B.H. Klönne. Als katholiek achtte hij de bloei van Amsterdam in de vijftiende eeuw hoger dan die in Rudolfs tijd. Klönne wijdde een publicatie van 14 pagina’s aan de kwestie, waarin hij diverse details van het nieuwe wapen bekritiseert. Hij levert zelfs een alternatief ontwerp voor het stadswapen, natuurlijk met de historisch verantwoorde kroon. Het protest van Klönne leidde echter nergens toe; de Rudolfiaanse kroon prijkt nog steeds op het stadswapen van Amsterdam.
Waarom vertel ik nu dit verhaal? Omdat onlangs bij de Bijzondere Collecties een originele aquarel van het ontwerp uit 1898 werd teruggevonden en wel op een onverwachte plek: in een knipselmap van de Lettergieterij Tetterode, tussen de krantenknipsels en uitgescheurde tijdschriftpagina’s. Deze lettergieterij leverde het zetsel voor het drukwerk van de stad en het wapen moest in diverse formaten en uitvoeringen gedrukt kunnen worden. Een tweede tekening laat zien hoe het ontwerp werd omgezet naar de diverse formaten. Wie de originele aquarel heeft gemaakt, met de schitterend uitgevoerde kroon, is niet zeker. Waarschijnlijk was het Johan Herman Schmüll (1858 – 1912), die als tekenaar werkte bij de Amsterdamse Dienst Publieke Werken en bekendheid verwierf met zijn (meerdere malen aangepaste) plattegrond van Amsterdam uit 1900. Zijn naam staat in ieder geval onder de prent in de publicatie van Klönne.