Het lijfblad van de tuinliefhebber

Door Anne Troelstra

Het weekblad The Gardeners’ Chronicle was lange tijd toonaangevend in Groot-Brittannië en ver daarbuiten op het gebied van horticultuur (sierteelt). Het bestond onder deze titel, al dan niet met wisselende toevoegingen, van 1841 tot en met 1985, daarna ging het op in Horticulture Week. De oprichters van het blad waren de drukker William Bradley en drie horticulturisten: Sir Joseph Paxton, baron Charles Wentworth Dilke en John Lindley.

Paxton werd befaamd als de hovenier van de Hertog van Devonshire op diens landgoed Chatworth en ontwierp grandioze kassen van ijzer en glas, culminerend in zijn ontwerp van het Crystal Palace voor de Wereldtentoonstelling van 1851 in Hyde Park. Dilke was een beschermer van de kunsten, horticulturist en liberaal politicus, een drijvende kracht achter de Wereldtentoonstelling van 1851. Lindley was botanicus en horticulturist en de eerste redacteur van het tijdschrift; zelf een complete autodidact, was hij van 1829 tot 1861 hoogleraar botanie aan University College, Londen. De keuze van Lindley als redacteur impliceerde een keuze voor wetenschappelijk gefundeerde horticultuur en garandeerde een nauwe band van het tijdschrift met de wetenschappelijke botanie. Dat karakter heeft het tijdschrift altijd behouden.

De Artis Bibliotheek heeft een lange serie, vrijwel volledig vanaf deel 1 (1841) tot en met deel 166 (1969). Jammer genoeg heeft in een deel van de jaargangen de boekbinder gemeend de advertentiepagina’s te moeten verwijderen. The Gardeners’ Chronicle bevatte veel advertenties, bijvoorbeeld van kassenbouwers, bedrijven die gereedschappen te koop aanbieden, kwekers die hun specialteiten aanprijzen, enzovoort. Ze zijn historisch gezien soms net zo interessant als de redactionele tekst.

In het allereerste nummer beschrijft de redactie de doelgroepen: de hovenier en de tuinliefhebber, de bosbouwer, de landschapsarchitect, de landarbeider, de wegenbouwer en de ‘drainer’ (degene die zorgt dat landbouwgrond ontwaterd wordt, bijvoorbeeld door greppels). Aan die wegenbouwer zou ik zelf niet zo gauw gedacht hebben. De redactie is van plan over álles te berichten wat verband houdt met de horticultuur, inclusief natuurlijke historie voorzover relevant voor de horticultuur; verder wil men alle relevante publicaties aankondigen en recenseren. Elke week is er bovendien een kalender van horticulturele werkzaamheden.

Aanvankelijk had het tijdschrift de pretentie een algemeen blad te zijn, zij het met een specialisatie in landbouw en sierteelt. Daarom kennen de vroege jaargangen de rubrieken ‘Home News’ en ‘Foreign’. De eerste rubriek bevat onder meer berichten over het koninklijk huis die geen krant tegenwoordig de moeite waard zou vinden. En onder het kopje ‘Foreign’ vinden we in 1841:

FRANKRIJK. Vervalste brieven van de Koning. De redactie van het tijdschrift la France, aangeklaagd wegens de vervalsing en publicatie van drie brieven die zogenaamd geschreven zouden zijn door Louis Philippe, zijn in vrijheid gesteld als gevolg van een beslissing van het Cour d’Assizes (een Franse rechtbank met juryrechtspraak die bevoegd is om te oordelen over misdrijven).

Foto van een gladiool, in ratsercliché

Gladiool, foto gereproduceerd in rastercliché in jaargang 1914

De jaargangen door zien we ook een staalkaart van illustratietechnieken. Het blad was vanaf het begin geïllustreerd, eerst zeer sober met eenvoudige lijntekeningen uitgevoerd als houtsnede, later ook met houtgravures naar foto’s, foto’s in autotypie (rasterdruk), ten slotte zelfs met een of meer kleurplaten in driekleurendruk (Supplement to The Gardeners’ Chronicle), zoals die van de Gloriosa rothschildiana hierboven.

Een typerend artikeltje in de eerste jaargang, geschreven door de redacteur John Lindley, dat de nauwe banden met de wetenschappelijke botanie illustreert, is getiteld ‘A new oak’. Het bevat een beschrijving door George Bentham van een pas ontdekte nieuwe eikensoort uit Guatemala (Quercus skinneri), geïllustreerd met een houtgravure van de eikel en zijn doorsnede. Dit artikel is in feite de eerste wetenschappelijke beschrijving van deze eikensoort. Omdat Bentham de beschrijving geleverd heeft voor het stukje in The Gardeners’ Chronicle, wordt de naam volledig geciteerd als Quercus skinneri Bentham.

De vroege jaargangen bevatten een aparte afdeling voor de landbouw, waarschijnlijk met een andere redactie dan het horticulturele gedeelte, maar namen van redacteuren worden niet genoemd: ‘The Agricultural Gazette’. Aanvankelijk wordt dit deel alleen aangekondigd met een kopje in een kolom, maar vanaf 1856 wordt de titel van het blad: The Gardeners’ Chronicle and Agricultural Gazette. In 1876 verdwijnt ‘Agricultural Gazette’ weer uit de titel.  Het landbouwkundig gedeelte heeft uiteraard ook zijn typerende afbeeldingen, bijvoorbeeld van hooiharken met paardentractie in advertenties voor landbouwwerktuigen.

De onderwerpen reflecteren de wisselende interessen van de lezers in de loop der tijden. Tegen het einde van de negentiende eeuw, als de orchideeëngekte een hoogtepunt bereikt, worden regelmatig de veiligprijzen genoemd van in partijen in het wild verzamelde orchideeën. En tussen 1909 en 1940 publiceren diverse belangrijke plantenjagers (‘planthunters’) zoals Ernest Wilson, Reginald Farrer en Frank Kingdon-Ward, hun reisverslagen in vele afleveringen – een fenomeen waar ik bij een andere gelegenheid op in hoop te gaan.

 

Anne S. Troelstra was van 1970 tot 2000 hoogleraar zuivere wiskunde en grondslagen van de wiskunde aan de Universiteit van Amsterdam. Na zijn emeritaat in 2000 begon hij met de bestudering van natuurhistorische reisverhalen. Sinds 2003 is hij gastmedewerker bij de Artis Bibliotheek.

2019-03-11T17:46:31+00:00

About the Author:

Blogs van gastconservatoren, gastschrijvers en andere gastmedewerkers, van stagiairs en stagiaires, en van bibliotheekmedewerkers van andere afdelingen.

Leave A Comment