In september 1775 bezochten de Amsterdammers Jacobus Hovius, zijn zoon François en Jan Jacob van Beaumont de beroemde lettergieterij van Johan Enschedé in Haarlem. Dat was niet uitzonderlijk; bezoek aan deze lettergieterij was een populair uitje voor Nederlandse en buitenlandse toeristen. De drie Amsterdamse notabelen kwamen echter wel verder dan de gemiddelde toerist. Johan Enschedé zelf leidde ze rond langs zijn bibliotheek en schilderijencollectie. Jan Jacob van Beaumont doet hiervan verslag in zijn reisjournalen, nu bij de Bijzondere Collecties (Hs. XXX E 64-67). De bezoekers kregen een souvenir mee:
een afdruksel van het eerste A.B.C. vader ons, ave Maria, ’t Credo, en Ave Salus Mundi, door Laurens koster voor de Kinderen van zijn Dogter gedrukt. Ik heb het geplaast in mijnen Atlas in de 6. Portefolio. De Heer Enschede was het origineel casueel magtig geworden onder Papieren, die als van geen waarde vernegligeert waren.
Dit ABC-boekje, een zogenaamd Abecedarium, behoorde tot de meest geliefde schatten van Johan Enschedé. Hij zag zichzelf als erfgenaam van Laurens Jansz Coster, de vermeende Haarlemse uitvinder van de boekdrukkunst. Enschedé verzamelde zijn hele leven vroege drukken, op zoek naar het eerste werk van Coster. Hij dacht werkelijk dat hij dit met het Abecedarium had gevonden. Eind negentiende eeuw dacht men er nog hetzelfde over. In 1867 werd het drukseltje voor de Stadsbibliotheek van Haarlem verworven voor het fenomenale bedrag van 1000 gulden. Niet veel later sloegen echter de twijfels toe. Boekwetenschappers dateren het drukwerkje tegenwoordig niet in het eerste kwart maar in het laatste kwart van de vijftiende eeuw. Het is geen vroeg, maar een slordig en nooit voltooid drukwerkje. Pijnlijk.
Maar Johan Enschedé bezat een andere schat, een echte schat, waar de stad Haarlem beter in had kunnen investeren:
Ook hadde zijn Ed. het allereerste stuk dat door Jan van Eijk, uijtvinder van ’t schilderen met olijverff geschildert was, ’t verbeeld den Tooren van Mechelen met eenig zinnebeeldig bijwerk. […] De Heer Enschedé heeft ’t alhier in Amsterdam op eene verkooping voor wijnige stuijvers gekogt.

De heilige Barbara van Nicomedië door Jan van Eyck uit 1437. Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen.
Het gaat hier om het schilderij van de heilige Barbara van Nicomedië door Jan van Eyck uit 1437. Dit is een uitzonderlijk stuk, dat als onvoltooid door het leven gaat maar wel door Jan van Eyck gesigneerd werd, dus misschien dacht hij daar zelf anders over. De toren is overigens niet die van Mechelen, maar waarschijnlijk gebaseerd op die van Keulen, rond deze tijd gebouwd. Toen Johan Enschedé in 1780 overleed werd het schilderij verkocht aan de Amsterdamse verzamelaar Cornelis Ploos van Amstel. Na enige omzwervingen belandde het in Antwerpen, waar het zich nu nog bevindt.
Johan Enschedé was bijzonder trots op het schilderij en liet er in 1769 door Cornelis van Noorde een prent van maken, op ware grootte. Deze prent werd natuurlijk bij Enschedé zelf uitgegeven. En hij ging verder dan dat, tot bevreemding van Jan Jacob van Beaumont:
‘Het is een praetieus stuk, eenige vreemde zijde, de Heer Enschede hebben het gesoent.’
Een middeleeuws gebaar, een echt teken van aanbidding. Kunst om te zoenen.