Midlumer Kindertotenlieder

Aan u mijn zoontje was ik reeds een versje schuldig
Toen nog geen vrees voor u ons ouderhart beving
Gij wachtet en met rêen als ’t schuld’loos kind geduldig
En nu, helaas! mijn smarte duldt niet dat ik zing

Ik kan nogtans, geen’ pligt, zoo duur vergeten
En wijd aan u mijn zoontje, ofschoon ontzield, mijn lied.
Die taak, hoe zwaar ook, zegt mij mijn geweten,
Volvoer die toch getrouw, vergeet dien pligt toch niet.

De dood heeft favoriete aanloopadresjes. Een zo’n adresje was ‘huizinge nummer 14’ in het Friese dorpje Midlum, onder de rook van Harlingen, toen schoolmeester Berent Mulder daar woonde. Binnen een tijdsbestek van 25 jaar klopte de man met de zeis er zesmaal op de deur: voor vier kinderen van Mulder, voor zijn eerste echtgenote en ten slotte voor meester Mulder zelf.

Midlum

Midlum, 2016

Berent Jans Mulder, een Drent, was op 29 juni 1800 gedoopt in zijn geboorteplaats Roderwolde. Na een baantje als hulponderwijzer in Gieten was hij van eind 1818 tot eind 1819 hoofd van de nieuwe school in Boornbergum, voordat hij in Midlum terechtkwam. Na een proeftijd van een jaar kreeg hij er met ingang van 1 januari 1821 een vaste aanstelling als onderwijzer tweede rang.

In 1820 was Mulder getrouwd met Hiltje Roels Gaastra uit Boornbergum. Het jaar daarop kwam in Midlum hun eerste kindje ter wereld, Alida Tallina, maar zij stierf nog datzelfde jaar, negen maanden oud. In 1822 volgde er een tweede meisje, dat dezelfde naam kreeg, maar ook zij overleed jong, in 1828. Twee andere kinderen hebben de volwassen leeftijd wel bereikt. Maar dat zou hun moeder niet meemaken; Hiltsje overleed, 28 jaar oud, in 1831.

Mulder bleef met twee kleine kinderen achter. Ruim acht maanden na de dood van Hiltje Gaastra ging hij een nieuw huwelijk aan, met Eke Arjens Brunia uit Ried. Ook met haar kreeg hij vier kinderen, en ook van die vier stierven er twee jong, deze keer jongetjes. Ze heetten allebeide Arjen Brunia Mulder en droegen dus de achternaam van moeder Eke als tweede voornaam. De eerste Arjen overleed dertien maanden oud aan roodvonk, de tweede bezweek vijftien maanden oud aan de mazelen.

Leeuwarder Courant, 1845-04-29Zeven jaar na het overlijden van de tweede Arjen was vader Berent zelf aan de beurt: hij stierf na een ‘kortstondige ongesteldheid’ in de leeftijd van 44 jaar op 18 april 1845. Eke Brunia bleef achter met vier kinderen: Baukje (1825), Jan (1830), een derde Alida Tallina (1835) en Arjen Bernhart (1840).

Mulder was een gerespecteerd man, die omging met lokale notabelen. Het Jaarboekje, betrekkelijk het schoolwezen in de provincie Vriesland voor 1846 schreef dat hij ‘door zijne beminnelijke hoedanigheden de achting en liefde verwierf van allen, die met hem in betrekking stonden’. Al in 1821 waren zijn gedrag en vlijt door de schoolinspectie als ‘zeer goed’ aangemerkt. Ook buiten schooltijd zat hij niet te soezen. Hij was actief in verenigingen en had belangstelling voor uiteenlopende onderwerpen. Hij tekende tenminste in op boeken over bijvoorbeeld de Franeker planetariumbouwer Eise Eisinga en de watersnood in Friesland in 1825, en op tijdschriften over wiskunde en opvoeding. Ook de politieke aktualiteit had zijn aandacht. Uit de Leeuwarder Courant en andere bronnen pende hij in een schoolschriftje liederen over waarin de Belgen klop krijgen vanwege hun Opstand.

Berent Mulder 01Dat schriftje bevat verder verzen van de hand van Mulder zelf. Deels zijn het berijmde gelukwensen, vooral bij verjaardagen van het kroost van de Midlumer predikant. Er zit zelfs een acrostichon bij. Sprekender zijn echter vier rouw- en troostverzen die Mulder schreef bij de dood van zijn beide zoontjes Arjen Brunia. Hij laat ze voorafgaan door ‘Op den dood van een kind’ van Jacobus Kantenaar en het bekende ‘Bij het lijkje van een kind’ van Hendrik Tollens, gedichten die hem en zijn echtgenote uit medeleven waren toegestuurd.

Drie dagen na het overlijden van de eerste Arjen, nog voordat het jongetje begraven is, pakt vader Berent zelf de dichterspen op en schrijft hij het lange vers ‘Bij het lijkje van mijn zoontje Arjen Brunia’. Waar vond hij zo gauw de woorden om in metrum en op rijm lucht te geven aan zijn verdriet, en waar vond hij toen al de berustende toon die uit het vers opklinkt?  De conventies van het genre, vertegenwoordigd door Kantenaar en Tollens, boden wellicht houvast. Twee dagen later zet Mulder ‘Aan mijne Echtgenoot bij den dood van ons en haar eenig kindje’ op papier. Hij volgt daarin een gedicht na uit De avondklok, de Nederlandse vertaling uit 1832 van Die Abendglocke van Georg Gessner. Een maand na de dood van de kleine Arjen maakt Mulder voor zijn vrouw een tweede troostvers. In 1838 voegt hij nog een vers toe op het overlijden van de tweede Arjen.

Berent Mulder 02In het jaar waarin Mulder de verzen op de dood van de eerste Arjen schreef, werkte de Duitse dichter Friedrich Rückert aan zijn later vermaard geworden Kindertotenlieder. Hij herdacht daarin twee van zijn kinderen die, net als Mulders eerste Arjen, aan roodvonk bezweken waren. De 428 Kindertotenlieder van Rückert werden pas in 1871, postuum, uitgegeven. Gustav Mahler zette er vijf op muziek in 1901–1904. Hij beschouwde het dichtwerk van Rückert als ‘Lyrik aus erster Hand, alles andere ist Lyrik aus zweiter Hand’. Nee, ook Mulder was geen Rückert, zijn verzen zijn literair gezien niet ‘aus erster Hand’. Maar het verdriet waaruit ze voortkwamen was dat wel en is tussen de clichés door met name in het eerste vers, waarin Mulder zelf het meest aanwezig is, nog voelbaar.

Het schriftje met Mulders verzen kwam bij de Bijzondere Collecties te voorschijn uit een doos vol cahiers met schrijfoefeningen van scholieren. Al die cahiers zijn afkomstig van het niet meer bestaande Nederlandsch Schoolmuseum. Het schriftje van Berent Mulder wordt nu bewaard onder de signatuur hs. XXX E 75. Zijn vier Kindertotenlieder zijn volledig uitgeschreven op www.konsenylje.nl.

2017-03-08T17:26:18+00:00

About the Author:

Als conservator handschriften en moderne letterkunde beheert Klaas van der Hoek (1960) de meest uiteenlopende voorwerpen en verzamelingen. De collectie handschriften omvat veel meer dan enkel ‘echte’ manuscripten: tekeningen, foto’s en penningen bijvoorbeeld, tot aan inktstellen, haarlokjes en dodenmaskers toe. Ook moderne letterkunde vormt een breed terrein, al was het maar omdat ‘modern’ bij de Bijzondere Collecties al in 1800 begint. Overigens heeft hij een voorliefde voor brieven, en dat treft: daarvan zijn er ruwweg 600.000 aanwezig. Klaas van der Hoek studeerde Nederlands en mediaevistiek in Groningen en was eerder projectmedewerker bij de Koninklijke Bibliotheek en conservator bij de Universiteitsbibliotheek Utrecht.