Dit R(oom)sch Cath(oly)k Getyden boek is A(nn)o . . . bij het graven en aanleggen der Reegenbakken op het Oude Kerkspleyn, in een Doodkist met doodsbeenderen gevonden.
’t Zelve komt uit de Verkoping van den H(ee)r J.H. Durcks Med(icinae) D(octo)r.
In 1833 schreef Edgar Allan Poe zijn bloedstollende verhaal MS. found in a bottle. Ik moest eraan denken toen ik voor het eerst het hierboven afgebeelde briefje las. Het zit geplakt in een middeleeuws manuscript, dat volgens het briefje gevonden is in een doodskist met knekels: een MS. found in a coffin. Ooit met een lijk meebegraven, zoals de oude Egyptenaren hun overledenen een dodenboek meegaven, en nu ligt het voor mij op tafel. Om goose bumps van te krijgen!
Dat manuscript zelf is trouwens echt een hebbedingetje: een getijdenboek op perkament uit omstreeks 1465–1470, verlucht met kleurrijke initialen en randversiering. De eerste hoofdtekst, de Mariagetijden, opent met een initiaal waarin Maria met het Christuskind weergegeven is. In de marge bevindt zich een engel met een van de lijdenswerktuigen van Christus, de geselkolom. De stijl van de verluchting is Haarlems. Toch kan het manuscript heel goed gemaakt zijn voor een Amsterdammer; voor de betere handschriftverluchting was de regio destijds nu eenmaal aangewezen op Haarlem.
Dit lieve handschriftje zou dus gevonden zijn in een doodskist die boven de grond kwam bij het aanleggen van regenbakken op het Oudekerksplein in Amsterdam, middenin het Wallengebied. Op dat plein staat de Oude Kerk, nog steeds geplaveid met grafzerken van mensen die in de kerk begraven zijn, onder wie Rembrandts vrouw Saskia. Ook het plein was ooit een begraafplaats, maar in 1655 werden alle graven daar geruimd. Of er op het plein ooit regenbakken zijn aangelegd en zo ja wanneer, weet ik niet. De auteur van het briefje in het manuscript maakt er melding van, maar laat oningevuld in welk jaar dat dan gebeurd zou zijn. Gezien zijn handschrift was die auteur overigens een achttiende- of negentiende-eeuwer.
Iemand anders heeft onder zijn notitie nog toegevoegd dat het manuscript afkomstig is uit de veiling van de bibliotheek van ene J.H. Durcks. Het gaat om Johann Heinrich Dürcks, geboren in 1744 en afkomstig uit het Duitse stadje Eschwege, in Hessen. Hij studeerde medicijnen in Leiden en promoveerde daar in 1776 op een proefschrift getiteld De abusu liquorum spirituosorum, over de lichamelijke schade die alcoholmisbruik teweegbrengt. Later zien we Durcks – inmiddels zonder umlaut – terug als arts in Amsterdam, wonend op de Prinsengracht. Hij overleed er in 1813. Zijn bibliotheek schijnt in 1814 geveild te zijn, maar ik heb van die veiling geen catalogus gevonden.
Nu is er van Durcks eigenhandig geschreven tekst bewaard gebleven, onder meer inscripties in de alba amicorum van zijn Leidse medestudenten Abraham de Bosson, Nicolaus Honkoop en Joannes Willmet. Vergelijking leert dat de notitie in ons manuscript niet door Durcks toegevoegd is. Maar door wie dan wel? Er is verondersteld dat een louche antiquaar de notitie geplaatst heeft om het manuscript interessanter en daarmee duurder te maken. Zo waren er immers ook antiquaren die het geen probleem vonden een manuscript te ‘verrijken’ met een veel te vroege datering, bijvoorbeeld door in een authentieke datering beginnend met ‘MCCCC’ de laatste C weg te krabben.
Vóór die veronderstelling lijkt te pleiten dat het manuscript vrij is van vochtschade of andere nadelige gevolgen van een langdurig verblijf in de drassige Amsterdamse bodem. De pagina’s waarop hoofdteksten beginnen, zijn een beetje smoezelig geworden door veelvuldig gebruik, maar niets wijst erop dat het manuscript in een doodskist vertoefd heeft waarin zich ook een rottend lijk ophield. Of… was het manuscript misschien lucht- en waterdicht verpakt, in een loden bus bijvoorbeeld, die het vrijwaarde van vocht en bederf? En als die vermeende louche antiquaar dan toch een verhaal uit zijn duim zoog, waarom niet lukraak een jaartal ingevuld of juist elke datering vermeden, in plaats van die scrupuleuze puntjes?
Scepsis bevrijdt de feiten van fictie. Toch trek ikzelf de geloofwaardigheid van de notitie liever niet te resoluut in twijfel. Maar ik hou dan ook erg van de verhalen van Poe.