Door Anne Troelstra
Als twee mensen dezelfde gebeurtenissen beschrijven, zijn hun verhalen zo verschillend als de vertellers zelf, weerspiegelingen van hun persoonlijkheid en interesses. We zijn niet zo vaak in de gelegenheid twee beschrijvingen van dezelfde reis te kunnen vergelijken. In het genre van de natuurhistorische reisverhalen ken ik maar weinig voorbeelden, op de vingers van twee handen te tellen.
Een uniek voorbeeld van zo’n dubbel verteld verhaal is te vinden in een onopvallende zwarte band ergens op de planken van de Artis Bibliotheek: L.A. Fuertes & W.H. Osgood, Artist and Naturalist in Ethiopia, New York 1936. De ‘naturalist’ in de titel is Wilfred Hudson Osgood (1875–1947), een curator van de afdeling zoogdieren van het Fields Museum, Chicago. De ‘artist’ in de titel is Louis Agassiz Fuertes (1874–1927), ornitholoog en briljant dierenschilder, verbonden aan Cornell University, Ithaca, N.Y.
Osgood en Fuertes waren beiden deelnemers in een zoölogische expeditie (van september 1926 tot april 1927) naar Ethiopië, gesponsord door het Fields Museum en de krant Chicago Daily News. De andere deelnemers waren Charles Suydam Cutting (1889–1972), miljonair, tenniskampioen, amateur etnoloog, jager en enthousiast fotograaf; Alfred Marshall Bailey (1894–1978), in de vijf jaar voorafgaand aan zijn deelname aan de expeditie curator vogels en zoogdieren bij het Denver Museum of Natural History, en James Edwin Baum (1887–1955), jager op grote zoogdieren.
De deelnemers trokken niet de hele tijd samen op, ze konden een groter gebied bestrijken door zich op te splitsen in een ‘zuidelijke groep’ en een ‘noordelijke groep’. De zuidelijke groep bestond uit Osgood en Fuertes, die gedurende bijna de hele duur van de expeditie samen waren.
Het boek dankt zijn ontstaan aan het feit dat Fuertes enkele weken na zijn terugkeer in de Verenigde Staten bij een verkeersongeluk overleed. Oorspronkelijk had men zijn dagboek van de expeditie willen publiceren bij wijze van gedenkboek, met een aantal van zijn dierschilderingen als illustraties. Maar omdat het dagboek van Fuertes alléén geen doorlopend verhaal opleverde, werd besloten de dagboeken van Fuertes en Osgood naast elkaar te publiceren, dag voor dag.
Een mooi voorbeeld van de verschillende gerichtheid van beide dagboekschrijvers vormen de aantekeningen voor 15 en 25 november. Op 25 november schrijft Osgood:
Deze ochtend hadden we een bezoek van het dorpshoofd […] Hij was heel beleefd en vriendelijk en onderhield zich uitvoerig met ons, bood ons gidsen en goede raad aan en stelde zich geheel tot onze beschikking. […] Wij toonden hem onze specimina, en hij vroeg ons hoe we voor God konden verantwoorden dat we mooie en onschuldige vogels doodden. Hij zei dat hyena’s en dergelijke gedood moesten worden, maar vogels leek hem verkeerd. Maar hij liet zich overtuigen toen we uitlegden dat grote aantallen mensen plezier zouden beleven aan onze specimina, en hij zei dat Ethiopiërs niets van hun vogels afwisten.
Dit verslag van een ethische discussie ontbreekt bij Fuertes. Anderzijds schrijft Fuertes op 15 november, als de karavaan op een koude ochtend in de bergen op gang moet komen:
De ‘boys’ kwamen deze ochtend allemaal rillend naar onze tent, met hete thee in de ene hand en een stuk ijs in de andere. De meesten hadden nog nooit ijs gezien. Vooral Ali was heel opgewonden en praatte druk.
Dit detail ontbreekt dan weer bij Osgood.
De twaalf reproducties in het boek van schilderingen van Fuertes zijn een indrukwekkend bewijs van zijn kunnen. Vooral zijn vogelportretten zijn prachtig. Die dieren lijken te leven, een effect dat hij bereikte zonder ze in dramatische poses te arrangeren zoals Audubon deed.
Voor een klein deel reisden alle expeditie-deelnemers over hetzelfde traject. Voor dat gedeelte kunnen we zelfs de weergave van de gebeurtenissen vergelijken met die van twee andere vertellers: Cutting wijdde in zijn boek The Fire Ox and Other Years (New York 1940) twee hoofdstukken aan de Ethiopische expeditie en Baum schreef er het boek Savage Abyssinia (New York 1927) over, later heruitgegeven onder de sympathiekere titel Unknown Ethiopia. Cutting en Baum waren beiden uitgesproken ‘fans’ van Ras Tafari, de latere keizer Haile Selassi.
Anne S. Troelstra was van 1970 tot 2000 hoogleraar zuivere wiskunde en grondslagen van de wiskunde aan de Universiteit van Amsterdam. Na zijn emeritaat in 2000 begon hij met de bestudering van natuurhistorische reisverhalen. Sinds 2003 is hij gastmedewerker bij de Artis Bibliotheek.
Leave A Comment